Hoe een Vlaardings haringhuis van de ondergang werd gered
Toen Jan Joanknecht zijn oog liet vallen op een leegstaand haringpakhuis, was het op sterven na dood. Toch besloot hij het te redden. Waarom? Omdat de haven het waard is. Omdat erfgoed niet verloren mag gaan. Die vastberadenheid ontdekte Sjoerd Boog bij zijn bezoek. Lees hoe De Visfabriek herrees uit het verval en wat dit bijzondere pand vertelt over Vlaardingen, vakmanschap en vasthoudendheid.
De Vlaardingse haven ademt geschiedenis. Wie er langs loopt, ziet de resten van een bruisende visserijstad, maar ook lege panden, gescheurde gevels en dichtgetimmerde ramen. Eén van die panden had zomaar kunnen verdwijnen, maar Jan Joanknecht heeft een oud pakhuis van de naderende sloophamer gered. Met een klein collectief en een flinke dosis doorzettingsvermogen gaf hij het gebouw van de voormalige Visserij Maatschappij Vlaardingen een nieuw leven. “Als we twee jaar later waren begonnen, was het ingestort.”
De ziel van een pand
Het pand waar ik Jan ontmoet is rond het jaar 1910 gebouwd door reder Van Gelderen. In de tijd van de haringvisserij was het een bruisende werkplaats. “Beneden werd vis schoongemaakt en in houten tonnen gezouten,” zegt Jan. “Het visafval ging via putten zo de haven in.” Op de eerste verdieping zat de administratie en opslag en op zolder droogden en repareerden vrouwen de netten. “Er werkten hier per verdieping zo’n twintig tot dertig mensen.”
Hij wijst naar een houten kolom met krijtstrepen. “Dat heet een standvink, dat heb ik van de aannemer geleerd. Op de houten kolommen staat nog met krijt genoteerd wat er tientallen jaren geleden hier gelost is. Zo hielden ze bij hoeveel kantjes haring welk schip aangevoerd had. Wat hier gebeurde, dat wás Vlaardingen ten voeten uit.”
Verval en veerkracht
Toen de visserij in de jaren zestig uit Vlaardingen verdween, raakte ook dit gebouw zijn functie kwijt. “Eerst verdwenen de schepen naar Scheveningen, toen de verwerking. En dit pand? Dat stond maar leeg. Het regende binnen net zo hard als buiten. Delen van het dak waren weggerot, balken verzakt en verrot, muren gescheurd.”
Jaren later is Jan Joanknecht mede-eigenaar en initiator van een grootscheepse restauratie. “Ik zit al meer dan dertig jaar in deze haven. Mijn werkzaamheden waren jarenlang in een ander Rijksmonument, aan de overkant van het water. Deze haven is mijn gebied, mijn thuis. Ik vond het vreselijk om te zien hoeveel gebouwen hier de afgelopen jaren verdwenen zijn door brand en sloop door pandeigenaren met minder gevoel en passie voor de historie.”
“Leen van Bree, destijds bestuurslid van het Fonds Schiedam-Vlaardingen, vroeg of ik mee wilde denken over aanschaf en restauratie,” vertelt hij. “Ik had eerder ervaring opgedaan met mijn pand aan de overkant, dat in 2010 compleet was uitgebrand. Mijn zoon, die inmiddels internationaal prijzen wint als binnenhuisarchitect, had na de brand met zijn bedrijf Firm Architects het ontwerp voor de herbouw en restauratie gemaakt. Nu wilde hij ook hier het ontwerp maken.”
Een lot uit de loterij?
Met vier man – Jan, zijn zoon en twee financiële partners – besloten ze het pand te kopen. De aankoopprijs was flink en de uiteindelijke investering was nog veel flinker. “In totaal hebben we ruim 2,8 miljoen euro geïnvesteerd,” zegt Jan. “En dat geld hadden we natuurlijk niet zomaar liggen.”
Wat volgde, was een langdurig traject. “Jaren zijn we bezig geweest met vergunningen, subsidies, en onderzoeken,” blikt Jan terug. “We kregen uiteindelijk twee flinke subsidies van de provincie Zuid-Holland. Maar de aanvragen waren gigantisch veel werk. Per aanvraag waren meer dan 40 bijlagen nodig. Van funderingsrapport tot bouwhistorisch onderzoek. Nadat je het hebt ingediend, weet je nog niet of je aanvraag wordt goedgekeurd, maar je bent wel vele (tien)duizenden euro’s verder. Je koopt eigenlijk een zeer duur lot in een loterij en je weet niet of je wint. Maar gelukkig hebben we gewonnen.”
Herbestemmen met respect
De renovatie was een huzarenstukje. “Je wil iets behouden, maar ook toekomst geven,” zegt Jan. “We hebben de structuur zoveel mogelijk intact gelaten. En oude elementen laten zitten daar waar ze een mooi contrast vormden met het nieuwe ontwerp. Haken aan de balken, klossen op de spanten, restjes touw die al tientallen jaren aan het plafond hangen. Ze vertellen een verhaal. Subtiel, maar aanwezig. Dat bepaalt mede de sfeer in het pand. We hadden ook een uitstekende aannemer, Koers Bouw, die goed meedacht over behoud van originele details en met groot vakmanschap het werk uitgevoerd heeft.”
Hoewel het pand officieel nog altijd bekendstaat als het gebouw van de Visserij Maatschappij Vlaardingen, kozen Jan en zijn partners bij de herbestemming bewust voor een nieuwe naam: De Visfabriek. “Je wilt iets dat het oude respecteert, maar ook laat zien dat het nu iets anders is,” zegt Jan. “De Visfabriek is een naam die bij het pand past, maar ook een knipoog is. Het is geen fabriek meer, maar wel een bedrijfsverzamelgebouw waar gewerkt wordt aan nieuwe plannen, nieuwe ideeën.”
De naam staat inmiddels op de deur en is ook gebruikt bij de publieksopening, begin juni.
Beeldentuin en publieksopening
Op donderdag 5 juni is De Visfabriek officieel geopend. Die dag was het pand vrij toegankelijk voor publiek, met een expositie op de begane grond. Kunstenaars Johannes Steendam (Vlaardingen) en Henk de Vries (Amsterdam) toonden werk dat de relatie tussen land en water onderzoekt. Een passend thema binnen het Vlaardingse erfgoedjaar ‘Water.’
’s Middags was er officieel moment met genodigden en betrokken partijen. “Iedereen die meegewerkt heeft, van fondsen tot aannemers, kwamt samen op de binnenplaats. Leen van Bree, bij wie het idee ooit begon, deed de openingstoespraak. Daarmee is de cirkel rond.”
De binnenplaats zelf is straks meer dan alleen een plek voor een borrel. Het wordt een beeldentuin, waar oud en nieuw samenkomen. “We gaan werken met objecten die een directe link hebben met de visserij,” vertelt Jan. Een van de blikvangers is een oud bunrooster. Dit is een houten rooster dat vroeger op vissersschepen werd gebruikt. Het wordt in het poortgebouw opgehangen, gecombineerd met een modern kunststof rooster erboven.
Onder het rooster komt een QR-code die bezoekers toegang geeft tot twee verhalen: herinneringen van oude vissers, en een toelichting van Jans zoon Niek Joanknecht, over hoe het rooster als ontwerpbron diende en in een moderne vorm terugkomt als dak van het poortgebouw. Een contrast tussen vroeger en nu. Ook andere objecten, zoals een kompas, krijgen een plek in de tuin of het oude pakhuis, allemaal met een knipoog naar de maritieme geschiedenis van Vlaardingen.
Hoop voor de haven
Voor Jan is het project meer dan een geslaagde restauratie. Hij hoopt dat De Visfabriek een voorbeeld kan zijn voor anderen die erfgoed een nieuw leven willen geven. “Er zijn nog een paar pareltjes aan de ‘K.W.-haven.’ We weten precies welke. Als we die niet aanpakken, raken we ze kwijt.”
Met de komst van veel nieuwbouw in de Rivierzone dreigt volgens hem het karakter van de haven te verdwijnen. “Als er straks alleen maar hoge torens met appartementen staan, zonder verbinding met het verleden, verlies je iets wezenlijks. Hier werd het geld van Vlaardingen verdiend. Hier zat de ziel van de stad. Ook in het gebied is het van groot belang dat het contrast zichtbaar is tussen cultuurhistorisch erfgoed en moderne architectuur. Dit spanningsveld maakt het gebied interessant en leefbaar.”
Op de afsluitende vraag of hij na het lange traject dat aan de visfabriek vooraf is gegaan, van plan is om nog een pand te gaan kopen en herstellen, begint hij te glimlachen: “Misschien!”
Laten we voor het behoud van het Vlaardingse erfgoed in de haven hopen dat misschien in dit geval de eerste stap is richting ‘ja’. Aan het eind van het verhaal wil Jan graag nog even benadrukken dat de begane grond nog leeg staat. “Misschien krijg ik door dit verhaal wel een geïnteresseerde partij over de vloer.” Wat is ons rest is een handdruk, een bedankje en een groet. Ik sluit af met de belofte dat ik zal kijken hoe ik dat kan benadrukken. Ik stap naar buiten en kijk uit over de Vlaardingse Koningin Wilhelminahaven. Geen slechte plek, hoor ik mezelf denken. Integendeel.